+
+
Bomen verankeren

Bomen verankeren

Bomen verankeren

Er zijn twee manieren van verankeren:

1. Bovengronds verankeren, met één of meerdere boompalen en banden;

2. Kluitverankering of ondergrondse verankering.

Bovengrondse verankering

Bovengrondse verankering

De meest bekende is de bovengrondse verankering met één of meerdere boompalen en banden. Deze verankering blijft zo’n drie tot vier jaar staan, totdat de boom zelf voldoende verankerd is door middel van zijn stabilisatiewortels. Daarna worden de palen en banden verwijderd. Wordt er één boompaal toegepast, dan moet deze geplaatst worden aan de zijde van de meest voorkomende windrichting. De boom ‘waait’ dan in de tegenovergestelde richting van de paal. Gebeurt dit niet, dan waait de boom te vaak tegen de paal aan en ontstaan er beschadigingen waardoor parasieten de boom kunnen binnendringen. In geval van draai- of valwinden rondom hoge gebouwen of bij grotere bomen zijn meerdere palen nodig. Worden er drie palen geplaatst, dan is het voordeel dat er aan de palen een zogenaamde gietrand bevestigd kan worden, waardoor deze beter op zijn plaats blijft. Let wel op dat de boombanden niet te statisch worden bevestigd, enige speling stimuleert de beworteling en uiteindelijk een vlotte verankering.

Bovengrondse verankering door middel van 1, 2 of 3 palen

Boompalen van niet-verduurzaamd hout

Boompalen van niet-verduurzaamd hout

Voor de boompalen kan gekozen worden uit verduurzaamd hout (geschilderd, geïmpregneerd of geteerd) of niet-verduurzaamd hout van soorten die niet snel wegrotten, zoals tamme kastanje of robinia. Verduurzaamd hout bevat schadelijke stoffen die in de bodem achterblijven en opgenomen kunnen worden door de boomwortels. Dit komt het milieu en de boom niet ten goede. Het is dan ook aan te raden te kiezen voor niet-verduurzaamd hout.

Boompalen plaatsen

Zet de palen stevig in de grond eventueel met behulp van een grondboor, waarbij de paal bij voorkeur twintig centimeter in de vaste grond onder het plantgat moet worden geslagen. Verder geldt de regel dat minimaal één derde tot maximaal de helft van de paal moet worden ingegraven. Zet de boom met rubber banden aan de paal of palen vast. Laat de band tussen boom en boompaal zichzelf kruisen om wrijving en daarmee stambeschadiging te voorkomen. Controleer de banden en palen minimaal eens per jaar om de banden op tijd te verstellen als er knelling optreedt. Wordt een boom met een kale wortelpruik geplant, plaats dan de boompalen voor het planten, om schade aan de wortels te voorkomen.

Korte of lange boompalen

Gebruik bij voorkeur korte bovengrondse boompalen die maximaal tachtig tot honderd centimeter boven maaiveld uitsteken. Bomen krijgen bij het gebruik van korte boompalen meer bewegingsvrijheid en vormen daardoor sneller stabiliteitswortels. De boom verankert zich dan eerder en beter. Langere boompalen daarentegen maken de boom statisch en ‘lui’, wat resulteert in een slechtere verankering op korte termijn. 

 

Bovendien hebben lange palen een negatieve invloed op de diktegroei van de stam. Onder de aanbindplaats groeit de stam minder snel in dikte dan boven de aanbindplaats, omdat een deel van de buigspanning door de paal wordt opgevangen. Het nadeel van korte palen is dat de bomen sneller door vandalisme kunnen breken. Ook gaan zwaardere bomen in gebieden met veel wind door het gewicht van de kroon sneller scheef hangen. Korte boompalen zijn daarom niet in alle omstandigheden het beste alternatief.

Ondergronds verankeren

De tweede vorm van verankering is de kluitverankering of ondergrondse verankering. Voordeel hiervan is dat er geen palen in het beeld staan, er geen gevaar is voor stambeschadiging en dat de verankering nooit verwijderd hoeft te worden. Na een paar jaar - wanneer de boom zelf voldoende is verankerd - zijn de ondergrondse palen verrot en functieloos geworden. Let wel, deze manier van verankering kan alleen worden toegepast bij een voldoende stevige kluit en met niet-verduurzaamde palen.

Methode 1: verankering met grondankers

Er zijn diverse verankeringssystemen op de markt met grondankers. Deze ankers worden naast de kluit diep in de grond geslagen. De band die aan deze ankers bevestigd is, wordt aangespannen over de bovenkant aan de buitenzijde van de kluit. Span banden nooit aan rond de stam. Het toe te passen type grondanker met band is afhankelijk van de stamomtrek van de geplante boom.

 

Methode 2: verankering met palen

Rondom de kluit worden palen de grond in geslagen, met de bovenkant lijnend aan de bovenkant van de kluit. Op deze palen worden balken vastgezet, op een zodanige manier dat ze de kluit op de bovenkant aan de buitenzijde vastklemmen. Een andere methode van verankering met palen, is de palen dieper te slaan en er spanbanden aan te bevestigen. Deze spanbanden worden eveneens over de bovenkant aan de buitenzijde van de kluit aangespannen.

BLIJF OP DE HOOGTE
BEDANKT VOOR UW AANMELDING!
×
Cookie instellingen

Stel hier uw cookie voorkeur in. Meer informatie over het gebruik van gegevens en de verschillende cookies vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.