+
+
Bomen planten en beheren

Bomen planten en beheren

Bomen planten en beheren

Het plantseizoen
Het bomenplantseizoen van bomen in de volle grond start vanaf het moment dat hun bladeren vallen in het najaar en eindigt wanneer de nieuwe knoppen weer gaan schuiven in het vroege voorjaar. Uitzonderingen hierop ontstaan door specifieke (weers)omstandigheden. Zo wordt er niet geplant wanneer:

  • de grond zwaar bevroren is

  • er (veel) sneeuw ligt

  • de grond dusdanig verzadigd is dat er water in het plantgat komt te staan

  • er risico op structuurbederf van de bodem is

Er zijn echter uitzonderingen waardoor er langer geplant kan worden. Dit komt voor wanneer de bomen in rust gerooid worden en daardoor pas later in blad komen dan wanneer ze in de volle grond blijven staan op het moment van rooien. 

 

Bomen planten: niet te hoog, niet te laag

Na de plantgatvoorbereiding en de eventuele bodemverbetering kunnen de bomen geplant worden. De stam van de boom wordt omwikkeld met jute waarna de boom met een strop aan kluit en stam óf met een kluithaak opgetild kan worden. De boom wordt in het plantgat geplaatst met de bovenkant van de kluit zo’n vijf tot tien centimeter boven maaiveld. Zeker bij zware bomen zakt de grond in het plantgat nog na. De boom zakt mee en komt uiteindelijk lager te staan dan de planthoogte.

Het is beter de boom te hoog te planten dan te laag. Te laag geplante bomen hebben een grote kans op zuurstofgebrek en daarmee gepaard gaande wortelrot en afsterving. Aangezien de wortels van een boom tot net onder het grondoppervlak groeien, is te hoog planten echter ook niet wenselijk. Te hoog geplante bomen drogen gemakkelijk uit, omdat de wortels uiteindelijk boven het maaiveld uitsteken. Het is ook aan te raden heuvelvorming rondom de kluit te vermijden: op die manier loopt het water bij het begieten van het heuveltje af en komt het naast de kluit terecht.

Plantgat vullen in drie stappen

Wanneer de boom in het plantgat staat moet eerst beluchting worden aangebracht, met name op verharde bodems en bodems met veel organisch materiaal zoals veengronden. Deze beluchting is nodig voor de toevoer van zuurstof naar de wortels. Pas wanneer de zuurstoftoevoer voldoende is kan het plantgat worden aangevuld. 

  1. Eerst wordt het plantgat voor een derde gevuld en aangestampt. Let daarbij op dat er geen organische materialen zoals zoden in het plantgat komen: deze materialen onttrekken zuurstof.
  2. Vervolgens wordt het plantgat voor driekwart gevuld en en de draad om de kluit aan de bovenkant losgemaakt. Als een draad kort tegen de stam ligt bestaat het risico dat de boom op deze plaats wordt afgekneld wanneer hij in dikte groeit.
  3. Tot slot kan het plantgat volledig worden gevuld en nogmaals aangestampt. Verwijder de draad om de bovenkant van de kluit nooit voordat de boom het plantgat in gaat, omdat daarbij het risico te groot is dat de kluit uit elkaar valt.
Bescherming van de boomstam

Bescherming van de boomstam

Bij soorten met een dunne, gladde bast die op een zonnige standplaats staan is stambescherming in de eerste fase na de aanplant meestal noodzakelijk. Met name Fagus sylvatica (beuk), Tilia (linde), Carpinus betulus (haagbeuk), Styphnolobium japonicum (honingboom) en Acer pseudoplatanus (gewone esdoorn) zijn gevoelig voor zonnebrand, met als gevolg dat de bast van de stam loslaat. Dit is te voorkomen door na het planten het takvrije deel van de stam te omwikkelen met jute. Na enkele jaren is dit jute verteerd en zal de boom weerstand hebben opgebouwd tegen zonnebrand. Ook is de kroon dan in breedte toegenomen, waardoor de stam meer in de schaduw zal liggen.

BLIJF OP DE HOOGTE
BEDANKT VOOR UW AANMELDING!
×
Cookie instellingen

Stel hier uw cookie voorkeur in. Meer informatie over het gebruik van gegevens en de verschillende cookies vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.