+
+
Plantgatvoorbereiding en bodemverbetering

Plantgatvoorbereiding en bodemverbetering

Plantgatvoorbereiding en bodemverbetering

Een plantgat dient zorgvuldig gegraven te worden. De ruimte die de boom krijgt in het plantgat is niet gelijk aan de ruimte die het wortelstelsel inneemt. Daarnaast is voor de aanplant van bomen in stedelijke gebieden veelal bodemverbetering noodzakelijk. Dit kan door middel van spitten, groeiplaatsinrichting met bomenzand of bomengranulaat ook kan verbetering plaatsvinden met schimmelgedomineerde humuscompost.


Het graven van een plantgat

De juiste afmetingen voor een plantgat zijn minimaal anderhalf keer zo breed als de kluit en vijf tot tien centimeter minder diep dan de hoogte van de kluit. Een plantgat dient zorgvuldig gegraven te worden. Meestal wordt dit machinaal gedaan, waarbij het van belang is dat de wanden van het plantgat niet glad worden afgestoken. Vooral bij een natte bodem en bij klei- of leemhoudende bodems worden de wanden al snel dichtgesmeerd, waardoor de nieuwe wortels er niet in kunnen doordringen. In dat geval moeten de wanden van het plantgat los worden gestoken. Wordt het plantgat met een kraan gemaakt, dan heeft de zogenaamde tandenbak de voorkeur, zodat dichtsmeren wordt voorkomen. De bodem van het plantgat moet goed worden doorgespit om diepere beworteling mogelijk te maken en de capillaire opstijging van het grondwater te bevorderen. Vervolgens dient de doorgespitte laag weer aangedrukt te worden om teveel nazakken van de grond - en daarmee de boom - te voorkomen. Let wel op dat er nooit door de hoogste grondwaterstand wordt gespit, blijf daar minimaal vijftien centimeter boven.

Doorwortelbare ruimte

De ruimte die de boom krijgt in het plantgat is niet de uiteindelijke ruimte die het wortelstelsel zal innemen. De uiteindelijke doorwortelbare ruimte is uiteraard veel groter. Bij de planvorming moet hier al rekening mee worden gehouden. Deze ruimte kan globaal berekend worden met de volgende vuistregel: doorwortelbare ruimte = 0,75 tot 1 m³ per vierkante meter kroonoppervlak. Een boom van de eerste grootte groeit zo’n vierkante meter per jaar in kroonoppervlak, dus zal ieder jaar een kubieke meter teelaarde of bomengrond extra nodig hebben voor de wortelgroei. Voor het inrichten van de groeiplaats is het dan ook cruciaal uit te gaan van de levensduur van de boom. Een paardenkastanje mag bijvoorbeeld tachtig jaar oud worden op zijn groeiplaats. Dan moet deze boom tachtig kubieke meter doorwortelbare ruimte ter beschikking krijgen. Een sierkers van de derde grootte wordt maar dertig jaar oud, krijgt daarmee niet zo’n groot kroonoppervlak en heeft dus maar een doorwortelbare ruimte nodig van vijftien kubieke meter.

 

“Investeer in een goede standplaats. Liever een kleinere boom in een goed plantgat, dan een grotere, duurdere boom ten koste van het budget voor de plantgatvoorbereiding.”

“Investeer in een goede standplaats. Liever een kleinere boom in een goed plantgat, dan een grotere, duurdere boom ten koste van het budget voor de plantgatvoorbereiding.”

Bodemverbetering

Stedelijke gebieden hebben vaak niet de beste grond voor de aanplant van bomen. Er is sprake van een verdichte bodem door bouwwerkzaamheden of een voedselarme bodem door het ophogen met (straat)zand. Afhankelijk van de bodem ter plaatse en de functie van het gebied zijn er verschillende manieren om de bodem te verbeteren.

Een verdichte bodem

In sommige gevallen is de bodem rondom een plantgat verdicht, dat wil zeggen dat de bodem door druk is samengeperst. Een menging van verschillende grondsoorten kan verdichting versterken. De wortels van een boom dringen niet door in een verdichte bodem, omdat hierin geen zuurstof aanwezig is. Er ontstaat een ‘bloempoteffect’, de wortels kunnen alleen in het plantgat zelf zuurstof en voedingsstoffen vinden. Dit kan jaren na de aanplant alsnog zorgen voor tegenvallende resultaten en zelfs het afsterven van een boom. Wanneer bij aanplant blijkt dat de plantplaats en de omgeving daarvan sterk verdicht zijn, is het noodzakelijk de grond los te maken door middel van spitten met een kraan.

Groeiplaatsinrichting met bomenzand of bomengranulaat

Deze manier van groeiplaatsinrichting wordt vaak toegepast bij bomen die in verharding staan, omdat het bomenzand ook een goede fundering vormt voor de bestrating. Bomenzand bestaat uit zand gemengd met organisch materiaal. Het is geen optimaal groeimedium, maar een compromismengsel dat de eisen die een boom aan de bodem stelt combineert met de civieltechnische eisen ten aanzien van verzakking. Bomenzand is toe te passen onder fiets- en voetpaden. Als er meer verdichting optreedt, bijvoorbeeld onder parkeerplaatsen en wegen met een lage rijsnelheid, is bomengranulaat geschikter. Dit materiaal bestaat uit vulkanisch lava, heeft voldoende voedingswaarde voor de boom en kan een belasting van auto’s verdragen. Bij het toepassen van bomenzand en bomengranulaat geldt wel dat het volume minimaal anderhalf keer zo groot moet zijn als de berekende doorwortelbare ruimte in teelaarde.

Verbetering met schimmelgedomineerde humuscompost

Bomen hebben een optimale standplaats in bossen. De bosbodem bevat een grote hoeveelheid humus en een complexe variatie aan bodemleven, waaronder veel micro-organismen zoals schimmels. Bodemverbetering met schimmelgedomineerde humuscompost benadert de optimale standplaats van bomen zoveel mogelijk en verrijkt de biologische bodemactiviteit, die er uiteindelijk voor zorgt dat voedingsstoffen beschikbaar komen voor de boom. Humuscompost kan tot maximaal tien procent gemengd worden met schrale teelaarde om een goed groeimedium te vormen.

BLIJF OP DE HOOGTE
BEDANKT VOOR UW AANMELDING!
×
Cookie instellingen

Stel hier uw cookie voorkeur in. Meer informatie over het gebruik van gegevens en de verschillende cookies vindt u in onze privacy- en cookieverklaring.